Elke maand wordt hier één verhaal uit het boek gepubliceerd. Deze maand:
15 De jongen.

Johannes 6 vers 1-14: Na een stukje onderwijs dat Jezus geeft aan de mensen blijkt dat ze, vlak voor het donker en zonder winkels, ook nog moeten eten. Er is geen eten! Jezus geeft een taak aan zijn helpers: Geef deze mensen eten! Hoe gaan de 12 volgelingen van Jezus dat oplossen?
Vers 5: Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag dat een grote menigte naar Hem toe kwam, zei Hij tegen Filippus: ‘Waar zullen wij broden kopen, opdat deze mensen kunnen eten?’ Vers 8-9: Een van Zijn discipelen, Andreas, de broer van Simon Petrus, zei tegen Hem: ‘Hier is een jongetje dat vijf gerstebroden en twee visjes heeft, maar wat betekenen die voor zovelen?’
De jongen!
‘Wat is dit een wonderlijk bijzondere dag,’ hoor je de jongen zeggen. Hij staat midden tussen duizenden mensen. Hij is meegelopen met meer dan vijfduizend andere mensen en ook nog veel kinderen. Die mensen willen ook allemaal iets van Jezus horen. Jezus zit in het vrije veld en geeft les aan de mensen. Jezus leert die grote groep mannen, vrouwen en ook de kinderen en jeugd over de dingen die Gods Koninkrijk vormen.
Jesse (Laten we de jongen Jesse noemen! Je mag je eigen naam invullen!) Jesse loopt mee. Hij is erg nieuwsgierig wat de Rabbi nu gaat doen…
‘De Rabbi is zo wijs,’ zegt hij tegen zijn vriend. ‘De Rabbi weet wat er in de gedachten van mensen leeft!’ Jesse is met zijn familie op de berg. Hij draagt een mand met eten. Verder heeft bijna niemand iets te eten of te drinken bij zich. Al die mensen volgen die dag Jezus omdat ze nóg meer wonderen willen zien, nóg meer genezingen. Nóg meer wijsheid willen horen. Jesse ademt alle woorden in die hij hoort. Hij is wel jong maar denkt goed na over de dingen van nu, over ziekte, over naastenliefde, over…
Dan ziet Jesse plotseling dat één van de volgelingen aan het rondkijken is. ‘Wie heeft er eten bij zich?’
En Jesse hoort dat de Rabbi zegt: ‘Waar zullen we broden kopen zodat deze mensen kunnen eten?’
Jesse kijkt eens rond en ziet dat alleen hij een mand met eten bij zich heeft. Hij heeft dat van thuis meegenomen omdat hij niet weet wanneer hij weer thuis zal komen. Hij wilde niets missen van wat de Rabbi, Jezus, gaat doen deze dag. Hij is wel jong maar hij is voorbereid op reis gegaan…
Jezus is eerst op de berg geweest en steekt dan de zee over, naar de zijde van Tiberias. Jezus zit op de berg met al Zijn volgelingen. En er zijn duizenden mensen die achter de groep aanlopen. Jesse fluistert zacht: ‘Binnenkort is het Pascha en nu zitten al die mensen hier op de berg, zonder eten!’ Zijn vriendje maakt zich ook al zorgen. ‘Binnen een uur gaat het donker worden en hoe komt iedereen dán aan genoeg eten?’
Dan zien Jesse en zijn vriendje een aantal volgelingen van de Rabbi door de grote mensenmassa heen lopen. ‘Heb jij wat te eten?’ vragen ze aan iedereen. ‘Heb jij voedsel?’ De mensen beginnen nu pas na te denken hoe ze aan eten moeten komen… Opeens beginnen ze te beseffen dat er geen bakkerij of broodjeszaak in de buurt is. Wat nu? Met een luid knorrende maag teruglopen naar het dorp óf hier slapen zonder eten?
‘Wat doe jij?’ vraagt zijn vriendje aan Jesse. ‘Ik héb eten. Voor mij en mijn familie,’ antwoordt Jesse!
Dan staat opeens Andreas, een volgeling van de Rabbi, voor zijn neus. ‘Mag ik die mand met brood en vissen?’ vraagt Andreas aan Jesse. ‘Wat bedoelt u mijnheer?’ vraagt Jesse aan Andreas… ‘Mag de Rabbi Jezus dat brood, jongen?’ herhaalt Andreas het verzoek. He? Moet hij dan zijn brood afstaan? ‘Dat heb ik zelf meegedragen mijnheer,’ zegt Jesse nog.
Maar dan beseft hij opeens dat de Rabbi achter deze vraag zit. Andreas stelt de vraag aan Jesse maar Jézus heeft de vraag eerst aan de directe volgelingen van Hem gesteld! Dus feitelijk is het, via via, een vraag van de Wonderdoener, Jezus Zelf!
Weggeven of houden?
‘Weggeven of houden?’ mompelt Jesse. Hij besluit opeens en zegt hardop: ‘Het is de Rabbi die het vraagt!’ En met een brede glimlach en verwondering over wat er nu gaat gebeuren, geeft hij zijn héle mand aan Andreas. ‘Hier hebt u alles mijnheer…’ Jesse mag Andreas volgen en draagt de mand. Andreas en de jongen geven de mand aan Filippus.
En Filippus en de jongen geven de mand aan Jezus. Filippus zegt nog: ‘Vijf gerstebroden en twee visjes…’ Voor zoveel mensen? Dat is niet genoeg…
Jesse staat erbij als de Rabbi het brood en de visjes breekt en de twaalf volgelingen van de Rabbi gaan rond in de grote mensenmassa en geven iedereen te eten. Iedereen! Genoeg eten. Daarna zegt Jezus: ‘Verzamel de overgebleven stukken zodat er niets verloren gaat!’
Eén mand eten… voor meer dan vijfduizend mensen… en toch nog over… Een ruim overschot. Twaalf manden. ‘Een wonder, ’fluistert hij. ‘Wéér een wonder! En ik mag erbij zijn. Wat is Jezus toch machtig.’
Toen de mensen dan het teken dat Jezus gedaan had, gezien hadden, zeiden zij: ‘Hij is werkelijk de Profeet, Die in de wereld komen zou.’
Kern: Meer dan vijfduizend mensen, die naar Jezus geluisterd hebben, hebben behoefte aan eten. Er is geen eten daar op die vlakte en er zijn geen winkels en het wordt donker… Jezus stelt Zijn volgelingen voor een opdracht: Geef die mensen eten! Pffff … Dat is onmogelijk!
Een jongen blijkt vijf broden en twee vissen bij zich te hebben en die jongen vertrouwt Jezus. Deze jongen staat zijn eten af en dan volgt het wonder! Dit verhaal gaat over ontvangen of weggegeven, over nemen of geven! En de keuze daarbij! Die jongen, dat meisje kun jij zijn. Vul je naam maar in…
Zo zou het gegaan kunnen zijn…: Vijfduizend mannelijke gasten plus de vrouwen en de kinderen. Daar zitten ze allemaal bij de berg waar Jezus is. Ze kijken vol verwachting naar Hem. En ík? Ik zie Jezus glimlachen en zijn ogen glimmen, omdat Hij weet dat Hij opnieuw de mensen zal gaan verbazen over Gods kracht…
Jezus vraagt het quasi-onschuldig aan Filippus: ‘Hoe gaan wij al deze mensen te eten geven?’ Hoor je dat? Hij betrekt zijn leerlingen bij de taak! Samen geven ze eten aan álle aanwezigen. Dat kan doordat één iemand (de jongen) gelooft in Gods enorme kracht. Hij vertrouwt Jezus.
‘Hier is een jongen die vijf gerstebroden en twee gedroogde vissen heeft. Maar wat hebben wij daaraan voor zovéél mensen?’ zegt Andreas (in vers 9). Dit verhaal tekent de onmacht en twijfel van de volgelingen en het geloof van de jongen. En het tekent de zorg en macht van Jezus!
Keuzes: Als jij eten hebt en je buurman niet, geef je hem dan van jouw eten? Als jij slim en zorgzaam eten hebt geregeld voor jou en je familie en Jezus vraagt jou om dat aan Hem te geven, sta jij dat eten dan af?
Kies jij voor jezelf of voor samen? Vertrouw jij Jezus en Zijn grote macht?
Nalezen: Johannes 6 vs. 1-14. Markus 6 vs. 30-44. 2 Koningen 4 vs. 42-44.
Vragen:
-Een slimme jongen? Hij zorgt voor eten voor hemzelf en zijn familie!
-Hoe kan het dat dat jongetje zijn vijf broden en twee vissen afgeeft?
-Zou jij je eten afstaan, zonder dat je weet wat je terugkrijgt?
-Hoe kunnen vijfduizend mensen eten van vijf broden en twee visjes?
-Ontvangen of weggegeven. Nemen of geven. Wat doet Jezus? Wat jij?
Stelling: God, Jezus, daagt uit én geeft oplossingen. Hij betrekt mensen!
Zingen/Luisteren: What are your five loaves and two fishes…
Het bovenstaande is een verhaal over de jongen van de 2 visjes. Lees de Bijbel en blijf bidden.
De andere hoofdstukken in het boek ‘Verborgen Parels’ gaan over meer mensen. Adam, Kaïn, Johannes, Eva, Lydia… 26 verrassende verhalen…
Voor meer verhalen…